Arbeidsmarkt
Nederland staat de komende jaren voor structurele uitdagingen door demografische en technologische veranderingen. Onze demografie verandert door migratie en vergrijzing. Op de arbeidsmarkt vinden verschuivingen plaats door onder andere technologisering, de transitie naar een circulaire economie en veranderingen in de manier waarop we (samen) werken en leven. De werkloosheid blijft nog steeds historisch laag, de krapte op de arbeidsmarkt is nijpend.
Technologie moeten werk productiever, veiliger en interessanter maken. De transitie naar een groene economie levert banen op, en werkenden moeten zich om kunnen scholen. Werk moet van goede kwaliteit zijn: eerlijk, gezond en veilig werk, dat onder goede arbeidsvoorwaarden plaatsvindt en zekerheid biedt over het inkomen én over de toekomst.
Het kabinet wil via het ‘arbeidsmarktpakket’ duurzame arbeidsrelaties stimuleren en flexibilisering afremmen. Daarmee sluit het kabinet aan bij de adviezen van onder andere de SER en de commissie Borstlap. Er komt een wetsvoorstel rondom flexibel werk:
- Nul-urencontracten worden afgeschaft en vervangen door een basiscontract met meer rooster- en inkomenszekerheid
- De meest onzekere fasen binnen uitzendwerk worden verkort van maximaal 5,5 jaar naar maximaal 3 jaar.
- De onderbrekingstermijn bij tijdelijk werk wordt verhoogd van zes maanden naar vijf jaar.
Leven lang ontwikkelen
Leven Lang Ontwikkelen (LLO) is een belangrijk instrument om de dynamiek op en de toekomstbestendigheid van de arbeidsmarkt te garanderen, omdat dit voor de individuele medewerker de werkzekerheid verhoogt. Een sterke ontwikkelcultuur is daarvoor cruciaal, en vraagt inzet van mensen zelf en van bedrijven en organisaties.
- Er wordt onderzoek gedaan naar leerrechten als middel om LLO per persoon te financieren
- Een deel van de middelen voor het STAP-budget voor 2023 wordt ingezet voor een verhoging van de SLIM-regeling vanaf 2024 tot en met 2027. Aan de SLIM-subsidie wordt een tijdelijke voorziening voor individuele scholing toegevoegd. Deze biedt burgers de mogelijkheid met scholing eigen regie te nemen op hun loopbaan.
- In de tweede helft van 2023 wil het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) starten met een meerjarig programma leercultuur, gericht op het versterken van informeel leren op het werk. Dit vraagt inzet vanuit de overheid en de betrokkenen, zoals sociale partners, opleiders, intermediairs, uitvoeringsorganisaties en regionale arbeidsmarktpartijen
Gezond en veilig werken
Ook in 2024 is gezond en veilig werken een speerpunt. Mensen moeten zich veilig en zeker genoeg voelen over hun werk, nu en in de toekomst. Goed arbobeleid is cruciaal om dit doel te kunnen verwezenlijken. SZW is van plan te komen met een Arbovisie 2040 waarin de basis wordt gelegd voor gezonder en veiliger werken in Nederland.
Het kabinet treft maatregelen om te zorgen voor een evenwichtig koopkrachtbeeld en om een toename van de armoede te voorkomen. In 2024 zouden volgens de augustusraming van het CPB de meeste mensen er in hun koopkracht op vooruit gaan.
Sociale onderwerpen
Elk jaar stijgt het minimumloon. Dat is in 2024 niet anders. Toch gaat er van alles veranderen aan het minimumloon in 2024. Dat heeft te maken met de introductie van het minimumuurloon.
Nu werkt de ene werknemer 40 uur en de andere werknemer 36 uur voor hetzelfde minimum(maand)loon. Daardoor verschilt het minimumuurloon per sector.
De introductie van het wettelijk minimumuurloon per 1 januari 2024 maakt daar een einde aan. Het minimumuurloon zal gebaseerd worden op een werkweek van 36 uur. Voor onze cao met een arbeidsvoorwaardenregeling van 40 uur zal dat flinke gevolgen hebben (10% stijging wordt verwacht). Maar deze verhoging komt wel naast de reguliere verhoging van het wettelijke minimumloon. Hoe hoog die zal worden wordt in oktober bekend gemaakt, en komt hier dus nog bovenop bij. Voor het minimumjeugdloon gaat hetzelfde veranderen. Dat betekent dat er per leeftijd een minimumuurloon komt. Deze uurlonen worden ook in oktober 2023 vastgesteld.
Compensatie Transitievergoeding MKB
Kleine werkgevers die de activiteiten van hun onderneming beëindigen vanwege pensionering of overlijden hebben, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. Helaas is besloten dat het onderdeel compensatie bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever niet in werking zal treden. De reden die hiervoor is gegeven is dat het niet mogelijk blijkt om te komen tot een werkbaar sociaal medisch kader aan de hand waarvan de ziekte van de werkgever kan worden beoordeeld. Dit is natuurlijk heel erg zuur voor de kleine werkgever die het betreft. En ook moeilijk te vatten aangezien het wel mogelijk is om zieke werknemers te beoordelen.