‘Buurt betrekken bij vierkante blokkendoos’
Toen wij in maart 2020 getroffen werden door het coronavirus en ons leven op zijn kop werd gezet, kwam vrijwel de gehele maatschappij tot stilstand. Toch gaf de benarde situatie waarin wij ons bevonden een prachtig inkijkje in het belang van transport en logistiek. Zonder de tomeloze inzet van honderdduizenden mannen en vrouwen werkzaam in deze sector konden de pakketjes niet bij ons thuis worden bezorgd, stonden wij voor lege schappen in de supermarkt en konden we geen brandstof tanken bij de pompstations. Om maar eens een paar dwarsstraten te noemen.
Maar het belang van onze sector is natuurlijk veel breder. Kijk bijvoorbeeld eens naar het coronavaccin: naar verluidt zijn er zo’n 200 componenten nodig die bij 86 fabrieken in 19 verschillende landen worden geproduceerd. Het produceren van vaccins is een enorme operatie waarvoor niet alleen wielen en personeel nodig zijn, maar ook opslag- en distributiefaciliteiten.
En juist op deze oh-zo-belangrijke gebouwen is vanuit een deel van de samenleving nu kritiek. Ik hoor soms dat mensen die in de buurt van nieuwe opslag- of distributiefaciliteit wonen niet blij zijn. Ze vinden de panden niet mooi om te zien en ook onnodig. De discussie schopte het zelfs tot in het coalitieakkoord, want volgens de politieke ondertekenaars moet de ‘verrommeling en verdozing van onze leefomgeving’ voorkomen worden.
Nou ken ik geen enkele ondernemer die tegen het bouwen van een mooi pand is. Maar bekijk het ook eens van de kant van die ondernemer. De marges in de transportwereld zijn klein en daarnaast worden de bedrijven geconfronteerd met een toenemende druk om pakketjes zo snel mogelijk te bezorgen. Consumenten willen een pakketje het liefst vandaag, maar als het echt niet anders kan dan toch zéker de volgende dag in huis hebben. Ondernemers zijn daarom genoodzaakt te snijden in de kosten. Zo zijn vormgeving en inpassing van een bedrijfspand de sluitpost geworden. Dat bedrijven deze keuze maken is daarom misschien niet de ideale aanpak, maar wel heel begrijpelijk.
Soms wordt mij dan voor de voeten geworpen dat het logistieke vastgoed helemaal niet als doel heeft Nederland te voorzien van goederen, maar dat het een uitvalsbasis is voor de rest van de wereld. Uit onderzoek van adviesbureau Stec Groep blijkt echter dat dit beeld niet klopt.1 Tussen de 70 en 75 procent van alle opslagplekken in ons land worden gebruikt om Nederland te bevoorraden. De rest van deze distributiecentra bevoorraadt weliswaar het buitenland – vooral landen binnen Europa – maar een substantieel deel van ook deze logistieke knooppunten heeft wel degelijk een grote binding met Nederland.
De aanval op de vierkante blokkendoos is gemakkelijk. Alleen moeten we oppassen dat we hierin niet doorslaan. Het wegjagen of weren van distributiecentra heeft immers gevolgen voor de verduurzaming van de sector, waarvoor wij juist grote stappen in aan het zetten zijn. De stadslogistiek moet al in 2030 volledig zero-emissie zijn. Daar past het terugdringen van gereden kilometers natuurlijk ook bij. Minder onnodige kilometers bespaart energie en dat is uiteraard nog beter voor het milieu. Om deze en andere klimaatdoelen te halen is het daarom noodzakelijk om over distributiecentra te beschikken dichtbij de stedelijke gebieden.
Ook de door velen zo gewenste circulaire economie zal in hoge mate een logistieke economie zijn. Afgedankte goederen moeten immers worden verzameld, ontmanteld, tot nieuwe producten worden verwerkt en opnieuw worden gedistribueerd. En ook daar zijn terreinen, hallen en distributiecentra voor nodig.
Daarnaast hebben TNO, BCI en Stec berekend dat er in 2020 circa 875.000 mensen werkzaam zijn in logistieke functies. 1 Dat komt dus ongeveer neer op 10 procent van alle banen in Nederland. De toegevoegde waarde van de logistieke sector in Nederland wordt door BCI in 2020 geschat op ongeveer 31 miljard euro.1
Dat bedrijven uit deze sector een flinke bijdrage leveren aan de Nederlandse economie en ook een belangrijke werkgever zijn staat daarom buiten kijf. Maar misschien hebben wij als sector onszelf te lang blindgestaard op het ontwikkelen van een zo efficiënt mogelijke keten, zonder daarbij na te gaan of iedereen in de samenleving wel begrijpt wat wij in die vierkante blokkendoos doen. Onbekend maakt onbemind, dus het is aan ons om duidelijk te maken wat er achter die gevel gebeurt. Het is de taak aan ons om dat aan de buurt duidelijk te maken.
Functionaliteit van een gebouw is natuurlijk erg belangrijk, maar als sector moeten we misschien meer doen dan dat, zeker nu er op de steeds schaarser wordende ruimte steeds meer en grotere claims worden gelegd. En er zijn genoeg voorbeelden van hoe het ook beter kán. Bedrijfspanden gecombineerd met recreatie, zoals bijvoorbeeld sportvelden. Of denk aan oplossingen om een distributiecentrum in te passen, door om het pand woningen te bouwen.
Daarom denk ik dat een combinatie van wonen, werken en recreatie de toekomst is. We slaan zo meerdere vliegen in een klap: een goede distributie wordt gewaarborgd en we leveren met zijn alleen een bijdrage aan de woningnood. Dat is niet alleen mooi, maar ook nog eens duurzaam.
1: Stec Groep (2022). Grip op grootschalige (logistieke) ruimtevraag.
Deze opinie verscheen eerder in het tijdschrift Logistiek Vastgoed.