‘Logistiek is de bloedsomloop van onze samenleving’

Paul de Krom zwaait eind maart af als bestuursvoorzitter bij de Koninklijke VNCI, brancheorganisatie voor chemische bedrijven. Ook neemt hij afscheid als voorzitter van Nederland Distributieland. ‘Een mooi moment
om het stokje aan iemand anders over te dragen’. De oud-staatssecretaris blikt terug. Hij ziet veel raakvlakken tussen de chemische en de logistieke sector. ‘Ze zijn van groot belang voor het welzijn van iedereen’

20220201-vnci_paul-de-krom-01
Beeld: VNCI

Je was onder meer staatssecretaris en bestuursvoorzitter en CEO bij TNO. Waarom stapte je over naar de VNCI?
‘Ik geloof in een economie met een stevige industriële ruggengraat. Die heb je dankzij sectoren zoals de chemie, die producten maken die enorm belangrijk zijn voor ons dagelijkse leven. Van de coronapandemie hebben we geleerd dat het behoud van de basisindustrie in Nederland en in Europa cruciaal is voor de welvaart én het welzijn van mensen. Dat moeten we niet aan andere regio’s in de wereld overlaten. Ook vind ik de chemie een hele mooie sector met gepassioneerde mensen die willen bijdragen aan oplossingen voor allerlei maatschappelijke vraagstukken, van stoffen, voedsel tot medicijnen. Daarbij staan we voor grote uitdagingen, zoals de klimaat- en energietransitie. Ook de hele circulaire economie hoort daarbij.’  

In februari 2022 brak de oorlog in Oekraïne uit. Welke impact heeft dat op de chemische sector?
‘De energiecrisis die is ontstaan, heeft de noodzaak van klimaat- en energietransitie versterkt. Als je afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en grondstoffen wil verminderen, heb je voldoende duurzame groene energie en infrastructuur nodig. De chemie is als een van de weinige sectoren in Nederland nog op koers om de klimaatdoelen te halen. Daarbij is wel aanzienlijke versnelling nodig. De energiecrisis heeft bovendien een groot effect op de internationale concurrentiepositie van de chemische sector. De energieprijzen in Amerika zijn vijf tot tien keer lager en de federale regering heeft een investeringspakket van 370 miljard dollar op tafel gelegd om de chemie te ondersteunen bij de energie- en klimaattransitie. Europa moet dat ook doen. Anders loop je risico dat je industrie verliest. Omdat import dan eenvoudigweg goedkoper wordt dan productie in Nederland of Europa zelf. Dat is in een aantal gevallen al zo.’ 

Tot welke problemen leidt dat? 
‘Er wordt nu bijvoorbeeld ammoniak geïmporteerd om kunstmest te maken. Bij de productie van ammoniak ontstaan ook bijproducten, zoals AdBlue en koudijs waarin je medicijnen vervoert. Mensen denken misschien ‘er gaat een bedrijf weg, so what’. Maar dergelijke bedrijven vormen het begin van een economische keten. Als je hier niet meer produceert, kun je een domino-effect veroorzaken. Een ander voorbeeld is Chemelot in Limburg waar een aantal fabrieken werd stilgelegd. Dat heeft effect op de hele omgeving.’ 

Zijn er lange termijneffecten?
‘Verslechtering van de concurrentiepositie en het investeringsklimaat. Als we daar niet alert op zijn, verliest Europa positie. Chemie is bij uitstek een internationale bedrijfstak die internationaal opereert. Daar moet je mee uitkijken. Ik maak me daar zorgen over. Terwijl we als Nederland een uitstekende kans hebben om dat goed te doen. We hebben een efficiënte chemische industrie. Onze ligging is goed, we hebben een hoogwaardige kenniseconomie, een efficiënt logistiek systeem en goede infrastructuur. We kunnen die positie benutten om de omslag naar de klimaatneutrale omgeving met duurzame energie en grondstoffen te maken. Om al die bedrijven zit ook een groot netwerk van mkb-bedrijven. Daarnaast doen grote internationale chemiebedrijven veel op het gebied van research en development (r&d) en innovatie. Als je die verliest, gaat dat ten koste van het Nederlandse onderzoeksklimaat.’ 

Wat moet er nu gebeuren?
‘Europa moet het Amerikaanse budget van 370 miljard matchen. En opschieten met het verstrekken van vergunningen. Het realiseren van een windmolenpark in zee kost zo 10 jaar en grootschalige productie van groene waterstof 8 tot 13 jaar. Ondertussen maken we het nog ingewikkelder met de stikstofregels en de Omgevingswet. Zo halen we de klimaatdoelstellingen niet. Dat vinden ministers Adriaansens en Jetten ook. Maar ik wacht nog op concrete maatregelen. Verder moet Nederland zorgen dat bedrijven niet achterraken bij bedrijven in buurlanden. Alles begint met de vraag ‘vinden we een gezamenlijke chemie belangrijk voor Nederland, voor Europa?’’ 

Naast je werk voor VNCI, ben je voorzitter van de Nederland Distributieland (NDL). Wat zijn de raakvlakken tussen de chemische sector en de logistieke sector? 
‘De chemie maakt gebruik van het geweldige logistieke systeem dat we in Nederland hebben. We hebben veel kennis op het gebied van logistiek en transport en één van de meest efficiënte havens ter wereld. Ik ben voorzitter van NDL omdat ik het belangrijk vind. Logistiek is de bloedsomloop van onze samenleving. Zonder logistiek komt er geen voedsel in winkels, worden er geen pakketjes en medicijnen bezorgd. Je moet zorgen dat de logistiek blijft draaien en dat je ingehaakt blijft op de logistieke ketens in de wereld. NDL koppelt buitenlandse bedrijven aan Nederlandse verladers en vervoerders om investeringen uit te lokken. Nederland als ‘gateway to Europe’. Die positie moet sterk blijven. Dat zeg ik een beetje deemoedig. Vroeger waren we trots op onze havens, onze logistiek, op grote bedrijven zoals Shell en Schiphol. Dat is helaas naar de achtergrond verdwenen. Laten we weer trots zijn op wat we kunnen.’  

Tijdens de laatste algemene ledenvergadering van NDL zei je dat de logistieke sector een ‘nieuwe storyline’ nodig heeft. 
‘Er heerst negativiteit. Neem de discussie rond de ‘verdozing’. We vergeten dat die distributiecentra onze supermarkten bevoorraden. Tijdens de coronapandemie draaide de samenleving door dankzij die distributiecentra. De discussie over inpasbaarheid in de omgeving en slimmer ruimtegebruik is legitiem. Maar we krijgen er nog tweeënhalf miljoen inwoners bij. Laten we een duurzaam, efficiënt logistiek systeem bouwen en het kind niet met het badwater weggooien.’  

Dreigt anders hetzelfde gevaar als in de chemische sector, dat grote logistieke bedrijven verhuizen naar andere plekken in de wereld? 
‘Ja weet je, het is niet zo dat alles op de ene andere dag helemaal ondersteboven wordt gezet. Maar het is wel zo dat als je hier niet goed op let, je het risico loopt dat dit ook in de sector kan optreden. Van iets dat je hebt, bestaat niet de garantie dat het ook blijft. Je moet blijven investeren en ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. Stilstand is achteruitgang en je moet vooruit blijven gaan.’  

Zijn er verdere raakvlakken tussen de chemische sector en de logistieke sector? 
‘Het zijn allebei sectoren waarvan de waarde door de samenleving onvoldoende wordt gezien. Er is werk aan de winkel om die waarde voor de welvaart en het welzijn van mensen te tonen. Dat verhaal moeten we veel beter over het voetlicht zien te brengen. Tegelijkertijd moet je laten zien waar het beter kan, welke uitdagingen er nog liggen.’  

Kunnen de sectoren daarin samen optrekken? 
‘De sectoren zijn al nauw verbonden. Optimalisering is belangrijk voor beide sectoren en er liggen kansen op het gebied van nieuwe mobiliteit, technische mogelijkheden, gebruik van data, noem maar op. Als chemie maken we veel gebruik van de diensten van de logistieke sector. We moeten er samen voor zorgen dat we dat ook in Nederland kunnen blijven doen. Ook moeten zowel de logistieke als de chemische sector de energie- en klimaattransitie doorlopen. Verder kampen we allebei met personeelstekort. Op zulke punten werken we nauw samen via ondernemersorganisatie VNO-NCW. Jullie bestuursvoorzitter, Elisabeth Post, is lid van het dagelijks bestuur van VNO en dat ben ik ook als voorzitter van de VNCI. En vanuit VNO trekken we samen op, bijvoorbeeld met het willen versnellen van de energietransitie en het opboksen tegen de ingewikkelde wetgeving. Verder werkt VNO op het gebied van technologie en innovatie veel samen met universiteiten, hbo’s en andere kennisinstellingen. Het Nederlandse r&d-klimaat moet goed op de kaart blijven staan. Daar heeft de chemie belang bij en de logistieke sector ook.’  

Als dit interview verschijnt, ben je net gestopt als voorzitter van Nederland Distributieland (NDL). Wat is het belangrijkste wat je de afgelopen vijf jaar hebt geleerd over de logistieke sector? 
‘Hoe ziet de kennisoverdracht op het gebied van duurzaam transport, verladen en lossen er in de toekomst uit? Ik heb geleerd hoe belangrijk het is om als vereniging je leden mee te nemen in die razendsnelle ontwikkelingen in de markt, bijvoorbeeld op gebied van technologie.’ 

Welk moment of ontwikkeling uit die periode is je het meest bijgebleven?
‘Door de Brexit hebben veel bedrijven die in Engeland zijn gevestigd met NDL contact opgenomen om te onderzoeken of ze zich in Nederland konden vestigen. Daar hebben onze mensen het druk mee gehad en met succes. Dan zie je hoe belangrijk zo’n vereniging is. De overheid neigt zich nu terug te trekken als financier van NDL. Als vereniging hebben we betalende leden. Maar als de overheid niet meer investeert, betekent dat het einde van een unieke publiek-private samenwerking. Daar wil ik voor waarschuwen. Eén van de redenen dat NDL in het buitenland overal binnenkomt, is het publiek-private karakter. Als de overheid dat laat vallen, loop je een risico. Wat verdwijnt, krijg je niet meer terug. Dat geldt voor de chemie evenzeer. De strategische positie van Europa hangt daarmee samen. Dat vindt men belangrijk en terecht. Maar zorg dan wel dat investeren in Nederland en Europa aantrekkelijk is én blijft.’ 

Dit artikel is reeds gepubliceerd in HUB, hét ledenblad van TLN. Auteur: Suzanne Docter