TLN onderstreept noodzaak voldoende laadinfra bij Kamerleden
TLN heeft bij verschillende politieke partijen zorgen geuit over het tekort aan laadinfrastructuur voor elektrische vrachtwagens. In gesprek met Tweede Kamerleden benadrukte TLN dat het gebrek aan voldoende laadpalen geen struikelblok mag zijn voor ondernemers die willen verduurzamen.
In een brief aan informateur Mariëtte Hamer wees TLN er eerder op dat tijdige en forse investeringen in laadinfrastructuur nodig zijn, om vanaf 2025 zeker 30 steden emissievrij te bevoorraden. “Een transportondernemer moet zijn materieel optimaal en efficiënt in kunnen zetten. En dat is bij elektrische vrachtwagens gewoon nog niet het geval”, aldus Rob Aarse, Beleidsadviseur Duurzaamheid bij TLN. “Al heb je honderd elektrische vrachtwagens, je hebt er helemaal niets aan als je ze nergens op kan laden.”
Forse investeringen
“Voor transportondernemers is de beschikbaarheid van voldoende laadinfrastructuur cruciaal”, onderstreept Aarse nog maar eens. “Vervoerders kunnen pas investeren in elektrische vrachtwagens op het moment dat zij de zekerheid hebben dat ze die in de toekomst probleemloos op kunnen laden. In gesprek met verschillende Kamerleden benadrukken wij steeds dat het gebrek aan laadinfra of voldoende stroom geen obstakel mag zijn voor ondernemers die willen verduurzamen. Maar dat is het nu nog wel.”
Urgentie
Het huidige energienet kan de toekomstige vraag naar elektriciteit niet aan. En het opschalen van de netcapaciteit kan jaren duren. Tegelijkertijd wordt van transportondernemers verwacht dat zij vanaf 2025 beginnen met emissievrije stadsdistributie. ‘Daarom moeten we nu aan de slag. Maar dat redden we niet zolang er te weinig netcapaciteit en laadinfrastructuur is’, benadrukt Rob Aarse. ‘Zodra wij samen met de netbeheerders de toekomstige elektriciteitsvraag in beeld hebben, moet een nieuw kabinet erop toezien dat de kabels direct de grond in kunnen. Want iedere vertraging is er één teveel. Een basisnetwerk voor logistiek dient uiterlijk 2025 beschikbaar te zijn zodat vrachtwagens zowel bij het transportbedrijf, maar ook onderweg opgeladen kunnen worden.’